Wellicht is dit artikeltje op het eerste gezicht wat overbodig. Zetten kunnen we immers allemaal. Je pakt een stuk vast, tilt het een eindje op, beweegt het in de richting van een ander veld, laat het iets zakken, zet het stuk daar neer en laat het los. Is niet moeilijk, tovch? Bij mijzelf echter heb ik gemerkt dat het nog niet zo simpel is dat “zetten”. Ik doe het vaker fout dan goed.
Wat is nu precies een zet? Een zet is een beweging van A naar B. Een Amerikaanse president zei ooit eens dit over bewegen:
“Je hebt mensen die niet kunnen bewegen, je hebt mensen die wel kunnen bewegen en je hebt, ten slotte, mensen die bewegen.”
Als ik deze quote even vertaal naar de schaakzet, dan kom ik op dit uit:
“Je heb stukken die niet kunnen bewegen, je hebt stukken die wel kunnen bewegen en je hebt ten slotte, stukken die bewegen.”
Ik wil daar toch nog een kleinigheid aan veranderen:
“Je heb stukken die niet kunnen bewegen en je hebt stukken die wel kunnen bewegen. Onder de laatste categorie vallen stukken die niet moeten bewegen en stukken die wel moeten bewegen.
Zoals ik al zei is een zet een beweging van een A naar B, ofwel een beweging vanaf een Afkomstveld naar een Bestemmingsveld. Het valt mij op dat wij amateurtjes, spelertjes uit de aller-alleronderste regionen, nogal eens de neiging vertonen om vooral naar het laatste deel van een zet te kijken. We letten vooral op de gevolgen die een stuk heeft na aankomst op het bestemmingsveld. Zodra een stuk een veld heeft verlaten en zich wellicht aan een aanval heeft ontrokken, zijn we dit afkomstveld alweer vergeten. Het afkomstveld doet er niet meer toe.
Stel dus dat wij een toren van veld c5 naar g5 bewegen, dan zien we vooral dit: 1. De groene velden die nu aangevallen worden door de toren 2. De rode velden die nu worden geblokkeerd door de toren. Wat er verder na de zet met het afkomstveld c5 gebeurd is iets van vroeger en onttrekt zich verder aan onze aandacht. |
Dat is niet terecht !!!
|
In probleemstellingen wordt gebruik van gemaakt van onze Pavlof reactie. Onze ingebakken bevooroordeelde automatische piloot doet ons slechts oog hebben voor de gevolgen die een stuk heeft als deze op het bestemmingsveld is gearriveerd. Een probleemverzinner zet ons daarmee op het verkeerde ben.
De stelling hiernaast is er zo eentje. Wit aan zet wint. De reden waarom wij dit niet onmiddelijk zien is omdat wij ons slechts focussen op de directe uitwerking van een zet en de gevolgen op het zojuist verlate veld niet zien |
Hoe nu moet je bovenstaande stelling oplossen? Wit is aan zet. We kijken eerst wat zwart allemaal kan. Het valt ons hopelijk op dat de stukken van zwart in 2 categorieën zijn onder te verdelen.
1. Stukken die niet kunnen bewegen ( de pionnen op f2 en g3 en de koning op g1)
2. Stukken die wel kunnen bewegen. ( de Dame op f1 en de Toren op g2)
Die laatste categorie kan je volgens bovenstaande quote nog verder specificeren. Je moet je het volgende afvragen:
1. Zijn het stukken die beslist moeten zetten
2. Zijn het stukken die beslist niet moeten zetten
Nu is 1 van de schaakregels dat als wit of zwart aan de beurt is, hij beslist moet zetten. Dus ofwel de toren ofwel de dame dient zich te verplaatsen. De eerste vraag is daarmee beantwoord.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is deze: zijn het stukken die beslist niet moeten zetten. ofwel: willen we wel met deze stukken zetten?
Kijk je naar toren g2, dan lijkt h2 een uitstekende zet. Hij pint daarmee de Dame en zal deze waarschijnlijk winnen. Ook Da1 met schaak ziet er sterk uit. Genoeg mogelijkheden voor zwart dus. Geen vuiltje aan de lucht. Ja, we willen graag met deze stukken zetten.
Meestal stopt hier de analyse. Pas bij nadere beschouwing, en dit is wat wij amateurtjes veelal nalaten. valt op dat als zwart Th2 speelt hij met het verlaten van veld g2 de lijn naar f1 direct opent met mat als waarschijnlijk gevolg. Voorts is het zetten van de zwarte Dame niet zonder gevaar omdat de dekkng van (mat)veld g2 daarmee wordt opgeheven.
Wit is aan de beurt. Kan hij nog iets forceren misschien? Hij moet aan 2 dreigingen het hoofd weten te bieden.
1. De penning door de Toren op h2
2. Het schaak van de Dame op a1.
De oplossing van dit probleem is eigenlijk bijzaak en mag u helemaal zelf bedenken. Het gaat mij vooral om de moraal van het verhaal:
1. Let bij een zet niet alleen op de uitwerking van het stuk na aankomst op het bestemmingsveld.
2. Geef op zijn minst net zoveel aandacht aan de gevolgen die de zet heeft voor wat betreft het afkomstveld.
Ik heb uitgerekent dat als u deze raad ter harte neemt u daar ongeveer 2 keer zo goed van gaat schaken.